Geef je trainingen, workshops of presentaties? Wil je in jouw taalgebruik aansluiten bij je gesprekspartners? Lees verder.
Ik spreek vloeiend Fins maar de Finnen verstaan mij gewoon niet.
Vraag mensen naar hun vakantie ervaringen en de ene persoon zal je vertellen hoe relaxed hij zich voelde, hoe lekker het was om de zon op zijn huid te voelen en hoe het aanvoelde om het zand door zijn vingers te laten glijden. Dan heb je te maken met iemand met een kinesthetisch voorkeurssysteem. Zijn woorden gaan over beweging, gevoel en aanraking.
Als hij je vertelt wat een herrie het er was of hoe mooi het was om de zee te horen ruisen en de vogels te horen fluiten, hoe de intonatie van de taal was kun je er van uitgaan dat je met een auditief voorkeurssysteem te maken hebt.
Praat iemand vooral in beelden ('ik genoot van de kleurrijke omgeving' of 'in mijn visie
was het zus of zo) dan is dit iemand met een visueel voorkeurssysteem.
De meeste mensen hebben een visueel, kinesthetisch of auditief voorkeurssysteem.
Daarnaast is er een minderheid van mensen met een voorkeurkanaal dat olfactorisch is (geur) “ik rook onraad” of gustatorisch (smaak) 'hier kreeg ik een nare smaak van in mijn mond'.
Als je een presentatie houdt, kun je ervan uitgaan dat er in ieder geval kinesthetische, auditieve en visuele mensen in je groep zitten. Daarnaast zal er een groep auditief digitale personen onder je gehoor zijn; de rationele mensen / denkers. Natuurlijk wil je zo veel mogelijk mensen bereiken. Hoe doe je dat?
- Start je presentatie met de kinesthetische mensen aan te spreken: begin met in een langzaam tempo te spreken en praat vanuit je buik. Gebruik woorden als voelen, aanpakken, gevoel, inleven en aanraken.
- Dan ga je naar de auditieve groep: varieer in toonhoogte en intonatie. Je gebruikt woorden als horen, klinken, klankboord en toon.
- Om de visuele groep aan te spreken spreek je wat sneller en gebruik je woorden als zien, beeld, inzicht en kijken.
Luister eens naar deze korte speech van Obama, een uitzonderlijk goede spreker en merk op hoe hij langzaam begint, varieert in toonhoogte, intonatie en spreektempo.
http://www.youtube.com/watch?v=YBrXYQyjliQ
Wat valt je op aan zijn woordgebruik?
“I am still fired up and ready to go (kinesthetisch). A few weeks ago no one could imagine (visueel) that we would have accomplished (kinesthetisch) what we did here (kinesthetisch) tonight. For most of this campaign we were far behind (kinesthetisch) and we always knew our time would be steep (kinesthetisch). But in record numbers (auditief digitaal) you came out and you spoke out (auditief) for change and with your voices (auditief) and your votes, you made it clear (visueel) that in this moment, this election, there is something happening (kinesthetisch) in America.”
Daarnaast valt op dat zijn taal heel globaal is. Hij specificeert niet(s). Daardoor laat hij het aan de luisteraar om zelf invulling aan de betekenis te geven. We kennen dit als Miltontaal, vernoemd naar Milton Erikson. Hierbij zijn de vragen of opmerkingen bewust vaag en abstract, zodat de ander zijn eigen antwoorden kan kiezen en hij of zij toegang krijgt tot zijn onbewuste en zelf invulling kan geven aan hetgeen er gezegd wordt.
Ten slotte. Gebruik je een Powerpoint presentatie houdt dan rekening met het volgende:
- Gebruik voor de visuele mensen veel kleur en snelle, bewegende beelden.
- De kinesthetische mensen bereik je door ze zelf dingen te laten doen, iets aan te raken of ergens doorheen te laten lopen.
- Overtuig de auditief digitale mensen met schema's, cijfers en concrete informatie.
- Zorg zo mogelijk voor geluid om de auditieve groep aan te spreken.
terug naar blogpagina